Ezekiel 7

1Daarna geschiedde het woord des Heeren tot mij, zeggende: 2Verder, gij mensenkind, zo zegt de Heere Heere, van het land Israëls: Het einde is er, het einde is gekomen over de vier hoeken des lands.
  het land Israëls Versta het koninkrijk van Juda, hetwelk in dit boek dikwijls Israël genaamd wordt. Vergelijk 2Ch 15:17 , en 2Ch 21:2 .
,
 einde is er, Te weten van het voorgemeld land. Versta door het woord einde des lands ondergang en verderf. Zie Gen 6:13 , vergelijk Lam 4:18 .
,
 is gekomen Dat is, is zeer nabij, want deze voorzegging geschiedde in het vijfde jaar van het koninkrijk van Zedekia, en in het elfde de vervulling. Zie gelijke manier van spreken 1Sa 2:31 ; Psa 102:14 ; Isa 13:22 ; Jer 50:31 .
,
 hoeken des lands Hebreeuws, vleugelen; dat is, zijden, grenzen of gewesten van het land Juda; als daar waren de west , oost , zuid en noordgrenzen. Christus noemt deze de vier winden, Mat 24:31 . De zin is: Dat geen deel van het land van Gods straf zou vrij wezen.
3Nu is het einde over u; want Ik zal Mijn toorn tegen u zenden, en Ik zal u richten naar uw wegen, en Ik zal op u brengen al uw gruwelen.
 toorn tegen u zenden, Dat is, mijne straffen, die Ik in mijne gramschap tegen u zal uitgieten. Alzo Exo 15:7 ; Job 20:23 ; Psa 78:49 .
,
 richten Dat is, straffen; zie Gen 15:14 .
,
 wegen, Dat is, werken; zie Gen 6:12 .
,
 zal op u brengen al uw gruwelen Hebreeuws, zal op u geven; dat is brengen, leggen, stellen, alzo vs.4; dat is, zal u straffen vanwege al uwe gruwelen en boze werken. Zie gelijke manier van spreken 1Ki 8:32 ; Jer 26:15 ; onder vs.8-10, en Eze 11:21 , en Eze 16:43 , en Eze 22:31 , en Eze 23:49 .
4En Mijn oog zal u niet verschonen, en Ik zal niet sparen; maar Ik zal uw wegen op u brengen, en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn, en gijlieden zult weten, dat Ik de Heere ben.
 Mijn oog zal u niet verschonen, Zie boven Eze 5:11 .
,
 uw gruwelen Dat is, de straffen uwer gruwelen. Want de schuld der gruwelen was lang tevoren onder hen geweest. Alzo ongerechtigheid voor de straf derzelve. Zie Lev 5:1 , en de aantekening.
5Zo zegt de Heere Heere: Een kwaad, een enig kwaad, ziet, is gekomen;
 kwaad, een Versta, het kwaad der straf, Gen 19:19 .
,
 enig kwaad, Hetwelk met een slag u gans en ten enenmale vernielen en uitroeien zal. Vergelijk de manier van spreken met 1Sa 26:8 ; Nah 1:9 .
6Een einde is er gekomen, dat einde is gekomen, het is opgewaakt tegen u; ziet, het kwaad is gekomen!
 Een einde is er gekomen, Zie boven vs.2.
,
 dat einde is gekomen, Te weten dat Ik u steeds gedreigd heb door mijne profeten. Een ding is tweemaal gezegd, om de waarheid en zwaarheid daarvan uit te drukken.
,
 het is Versta, het voornoemde einde. Anders: Hij is opgewaakt, te weten de Heere, en dat om u te straffen.
,
 opgewaakt tegen u; Dat is, bereid en vaardig om u te overvallen. Vergelijk 2Pe 2:3 .
,
 het kwaad is gekomen Te weten waarvan in vs.5 gesproken is.
7De morgenstond is tot u gekomen, o inwoner des lands, de tijd is gekomen , de dag der beroerte is nabij, en er is geen wederklank der bergen.
 De morgenstond is tot u gekomen, Dat is, die tijd, in welken gij zekerlijk vroeg en haastelijk zult uitgeroeid worden. Sommigen menen dat hier gezien wordt op den tijd van de openbare burgerlijke straffen, die bij de Israëlieten in den morgenstond geschied zijn, daartoe gebruikende wat staat Psa 101:8 .
,
 der beroerte is nabij, Versta een zekeren en bestemden tijd, in welken het land vol beroerte zou zijn door het gewoel en geweld van den oorlog, en door het geklaag en gehuil der mensen. Hebreeuws, Nabij is de dag, de beroerte.
,
 wederklank der bergen Versta, het wedergeluid, komende van het vreugdegeroep, hetwelk gemaakt wordt als men met blijdschap den most en andere vruchten uit het veld inzamelt. Sommigen ook verstaan dit van het blijde geluid, hetwelk de afgodendienaars op de bergen bij hunne altaren maakten. Vergelijk Jer 25:30 .
8Nu zal Ik in kort Mijn grimmigheid over u uitgieten, en Mijn toorn tegen u volbrengen, en u richten naar uw wegen, en zal op u brengen al uw gruwelen.
 in kort Mijn Hebreeuws, van nabij.
,
 grimmigheid Dat is, de straffen mijner grimmigheid in grote menigte en met geweld over u zenden. Alzo onder Eze 20:8 , Eze 20:13 . Zie Psa 79:6 .
,
 tegen u volbrengen, Vergelijk boven Eze 5:13 .
,
 wegen, Dat is, werken, doen en laten, gelijk boven vs.3.
9En Mijn oog zal niet verschonen, en Ik zal niet sparen; Ik zal u geven naar uw wegen, en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn; en gijlieden zult weten, dat Ik de Heere ben, Die slaat.
 uw gruwelen Zie boven vs.4.
,
 Die slaat Dat is, die rechtvaardig straft. Zie van dit woord Gen 8:21 .
10Ziet, de dag, ziet, de morgenstond is gekomen, de morgenstond is voortgekomen, de roede heeft gebloeid, de hovaardij heeft gegroend.
 de dag, Dat is, de tijd der straf en wraak Gods. Zie boven vs.7 en onder vs.12.
,
 de morgenstond is gekomen, Dit woord is hier ingevoegd uit het voorgaande vs.7, of uit het volgende van vs.10. Men kan ook in de plaats daarvan stellen het kwaad, uit vs.5.
,
 roede heeft gebloeid, Door deze wordt van velen verstaan de koning Nebukadnezar, door wien de Joden zouden gestraft worden, tot welk einde zijne macht toenam en groeide. Vergelijk Isa 10:5 .
,
 de hovaardij heeft gegroend Versta, de stoute en hardnekkige moedwilligheid der Joden in het zondigen tegen God, welks oorzaak was der voornoemde bloeiende roede. Zie vs.11.
11Het geweld is opgerezen tot een roede der goddeloosheid; niets van hen zal overblijven, noch van hun menigte, noch van hun gedruis, en geen klage zal over hen zijn.
 geweld is opgerezen Versta, de ongerechtigheid en wrevel, voortkomende uit de gemelde hovaardij, want uit de verachting Gods spruit alle ongerechtigheid en wreedheid, die de mensen tegen elkander plegen. Deze nu brengt de roede voort, waardoor de goddeloosheid der mensen naar Gods rechtvaardig oordeel gestraft wordt. Men kan ook hier het geweld verstaan ten aanzien van de Chaldeën, die de Heere in kort opwekken zou, om de boosheden der Joden te straffen.
,
 van hen zal overblijven, Te weten van de Joden; welverstaande, met uitneming van het overblijfsel, waarvan gesproken is boven Eze 6:8 .
,
 hun menigte, Dat is, van het gemene volk.
,
 hun gedruis, Versta de heren en machtigen des lands, die met een gedruis van volk, dat hen vergezelschapt of ten dienste staat, zich voor de gemeente vertonen. Anders: noch van hen, die uit hen zijn; dat is van hunne nakomelingen.
,
 geen klage zal over hen zijn Dat is, geen rouw als zij gestorven zullen zijn. De zin is dat het verderf zo groot zou wezen, dat er weinigen hiertoe zouden overig zijn; of dat een ieder met zijn eigen droefheid genoeg zou te doen hebben. Zie Jer 16:4-7 .
12De tijd is gekomen, de dag is genaakt; de koper zij niet blijde, en de verkoper bedrijve geen rouw; want een brandende toorn is over de gehele menigte van het land.
 De tijd is gekomen, Zie boven vs.7.
,
 zij niet blijde, Te weten omdat hij het gekochte goed niet zal genieten.
,
 bedrijve geen rouw; Te weten omdat hij door gebrek en armoede zijn land of ander goed heeft moeten verkopen; want zo hij het niet verkocht had, zou hij het evenwel niet hebben kunnen behouden. Zie vs.13.
,
 brandende toorn Versta, den brandenden toorn des Heeren. Zie 2Ch 28:13 , en onder vs.14.
,
 van het land Te weten van het land Juda.
13Want de verkoper zal tot het verkochte niet wederkeren, ofschoon hun leven nog onder de levenden ware; overmits het gezicht, aangaande de gehele menigte van het land, niet zal terugkeren; en niemand zal door zijn ongerechtigheid zijn leven sterken.
 het verkochte Hebreeuws, verkoping. Alzo boven Eze 1:1 , wegvoering, voor weggevoerde.
,
 wederkeren, Gelijk wel in het jubeljaar geschiedde, in hetwelk een ieder, die zijne erve verkocht had, tot dezelve moest wederkeren; zie Lev 25:13 ; maar deze wet zou in de zeventigjarige gevangenschap niet kunnen onderhouden worden.
,
 ofschoon hun leven nog onder de levenden ware; Dat is, ofschoon de koper en de verkoper nog leefden.
,
 het gezicht, Dat is, deze profetie, voorzeggende den ondergang van het Joodse Rijk en de zeventigjarige gevangenschap van het volk. Zie van het woord gezicht, Gen 15:1 , en Gen 46:2 .
,
 van het land, Te weten van het land Juda, gelijk in vs.12.
,
 terugkeren; Dat is, niet wederroepen worden van God, of ijdel zijn, maar zal volbracht worden; alzo is het woord wederkeren genomen Isa 55:11 ; vergelijk ook 2Sa 1:22 .
,
 niemand De zin is dat de Joden, hoe boos ook en snood zij mochten zijn om Gods wraak achter te houden, die nochtans niet ontgaan zouden. Men kan deze woorden ook aldus vertalen: Niemand, wiens leven is in zijn ongerechtigheid, zal zich versterken; of: Niemand in zijne ongerechtigheid zijnde, zal zijn leven sterven; of: Zich [in] zijn leven sterken; dat is, zolang hij in zijne ongerechtigheid voortgaat, zal hij zijn leven van het verderf niet behouden kunnen.
14Zij hebben met de trompet getrompet, en hebben alles bereid, maar niemand trekt ten strijde; want Mijn brandende toorn is over de gehele menigte van het land.
 alles bereid, Te weten dat er oorlog nodig en dienstig is.
,
 trekt ten strijde; Te weten omdat hij niet wil door zorgeloosheid, of niet durft door vrees, of niet kan door zwakheid.
,
 van het land Te weten van het land Juda, gelijk in vs.12,13.
15Het zwaard is buiten, en de pest, en de honger van binnen; die op het veld is, zal door het zwaard sterven, en die in de stad is, dien zal de honger en de pest verteren.
 buiten, Te weten buiten de stad Jeruzalem.
,
 binnen; Te weten binnen de stad Jeruzalem.
,
 die op het veld is, Versta degenen, die uit Jeruzalem vluchten, om in haar verderf niet om te komen.
,
 het zwaard sterven, Te weten de Chaldeën, die de stad zouden belegeren.
16En hun ontkomenden zullen wel ontkomen, maar zij zullen op de bergen zijn, zij allen zullen zijn gelijk duiven der dalen, kermende, een ieder om zijn ongerechtigheid.
 ontkomenden zullen wel ontkomen, Versta degenen, die de algemene plaag der stad en de hand der Chaldeën ontgaan zullen zijn.
,
 der dalen, Te weten waarin zij zich verbergen uit vrees voor enigen storm en onweder, of van enige grijpvogels.
,
 kermende, Het Hebreeuwse woord betekent hier zoveel als een gewoel maken met zuchten, janken en huilen. Vergelijk Isa 38:14 , en Isa 59:11 .
17Alle handen zullen slap worden, en alle knieën zullen henenvlieten als water.
 slap worden, Zie 2Sa 4:1 .
,
 zullen henenvlieten als water Hebreeuws, heengaan; dat is hunne kracht verliezen, bevende van vrees en niet bekwaam zijnde om te bestaan tegen enig geweld noch om daarvoor te vluchten. Alzo onder Eze 21:7 . Van slappe knieën zie ook Job 4:4 , en de aantekening.
18Ook zullen zij zakken aangorden, gruwen zal ze bedekken, en over alle aangezichten zal schaamte wezen, en op al hun hoofden kaalheid.
 aangorden, Zie Gen 37:34 .
,
 gruwen zal ze bedekken, Zie dezelfde manier van spreken Psa 55:6 .
,
 kaalheid Te weten omdat ze door de grootheid hunner droefenis het haar van hun hoofd zouden uittrekken, hetwelk de Heere verboden had, Deu 14:1 ; niet willende dat zijn volk onmatig en ongemanierden rouw gelijk de heidenen zouden maken, op welk gebod, naardien deze lieden niet achten zouden, zo schijnt wel dat de bekering bij hen niet geweest is.
19Zij zullen hun zilver op de straten werpen, en hun goud zal tot onreinigheid zijn; hun zilver en hun goud zal hen niet kunnen uithelpen ten dage der verbolgenheid des Heeren; hun ziel zullen zij niet verzadigen, en hun ingewanden zullen zij niet vullen; want het zal de aanstoot hunner ongerechtigheid zijn.
 werpen, Te weten omdat het hun een beletsel mocht worden in de vlucht, of omdat ze wanhopen zouden van hetzelve langer te zullen kunnen bezitten.
,
 onreinigheid zijn; Dat is, hetwelk zij niet meer zullen achten dan hetgeen naar de wet onrein is en waarvan men zich moest afscheiden en afzonderen. Hebreeuws, afzondering. Zie van die woord 2Ch 29:5 .
,
 dage der verbolgenheid des HEEREN; Dat is, als God de Joden door een rechtvaardige gramschap zeer zwaarlijk straffen zal.
,
 ziel Het woord ziel is hier genomen voor den lust en de begeerte tot de spijs. Deze wordt gezegd niet verzadigd te zijn, door gebrek van leeftocht, die ook den allerrijksten overkomen zou. De manier van spreken is ook Jer 31:25 .
,
 het zal Te weten goud en zilver.
,
 aanstoot Dat is, de aanleiding en oorzaak van hun val en ondergang, omdat zij het kwalijk gekregen en kwalijk gebruikt zullen hebben, en voornamelijk om daarmede hunne afgoden te vereren, onder Eze 16:17 . Zie van het woord aanstoot ook onder Eze 21:15 , en de aantekening.
20En Hij heeft de schoonheid Zijns sieraads ter overtreffelijkheid gezet; maar zij hebben daarin beelden hunner gruwelen en hunner verfoeiselen gemaakt; daarom heb Ik dat hun tot onreinigheid gesteld.
 Hij heeft Te weten God.
,
 de schoonheid Zijns sieraads Versta den tempel te Jeruzalem, die niet alleen met goud en velerlei kostelijk tuig en kleinodiën, maar ook met de oefening van den waren godsdienst was versierd geweest.
,
 overtreffelijkheid gezet; Dat is om daardoor, als door een uiterlijk teken, zijn uitnemende heerlijkheid te vertonen, en zijn volk, als zijn wade bruid, zeer kostelijk versierd, boven alle natiën te verheffen.
,
 dat hun tot Te weten de schoonheid van mijn sieraad.
,
 onreinigheid gesteld Zie op vs.19. Anders: ter afzondering gemaakt; dat is, verre van hen gemaakt of gedaan.
21En Ik zal het in de hand der vreemden overgeven ten roof, en den goddelozen der aarde ten buit, en zij zullen het ontheiligen.
 het in de hand Te weten die schoonheid van mijn sieraad.
,
 vreemden Te weten volken, als van de Chaldeën of Babyloniërs, die den tempel beroofd, verstoord en verbrand hebben; 2Ki 25:9 , enz.; 2Ch 36:18-19 .
,
 goddelozen der aarde Versta dezelfde Chaldeën, bij welke geen vreze Gods, gene gerechtigheid, noch medelijden jegens de mensen zou zijn.
,
 ontheiligen Te weten met plunderen, moorden, schenden en branden; idem met het goud, zilver, koper en de heilige vaten daaruit te nemen en tot onheilige gebruiken te eigenen; 2Ki 25:13-15 , enz.; Dan 1:2 , en Dan 5:3 .
22Ook zal Ik Mijn aangezicht van hen omwenden, en zij zullen Mijn verborgen plaats ontheiligen; want inbrekers zullen daar inkomen en die ontheiligen.
 hen omwenden, Te weten van de Chaldeën, die mijn tempel innemen en schenden zullen. De Heere wil zeggen dat Hij hen zou laten geworden en hun boos bedrijf niet verhinderen of tegenstaan. Anderen verstaan dit van de Israëlieten.
,
 verborgen plaats ontheiligen; Versta het heilige der heiligen, waar de ark des verbonds was; en wordt een verborgen plaats genaamd, omdat het het binnenste deel des tempels was, en niemand daarin mocht komen dan de overpriester, en dat eenmaal per jaar.
,
 inbrekers Zie van dit woord Psa 17:4 .
,
 inkomen en die ontheiligen Namelijk in Jeruzalem, en vandaar in den tempel en in het heilige der heiligen.
23Maak een keten; want het land is vol van bloedgerichten, en de stad is vol van geweld.
 een keten; Of, koord; te weten tot een teken dat de Joden als misdadigers, die met ketens en koorden gebonden zijnde, naar de gevangenis of richtplaats plegen geleid te worden, ten dele door het zwaard zouden omkomen, ten dele naar Chaldea gevankelijk weggevoerd worden.
,
 bloedgerichten, Dat is, zonden, die den dood verdiend hebben, anders genaamd gerichten des doods. Zie Deu 19:6 ; Jer 26:11 . Anderen verstaan openbare gerichten, in welke de onschuldigen ter dood veroordeeld zijn van de ongerechtige rechters.
,
 geweld Versta hierdoor allerlei ongerechtigheid bewezen tegen den naaste door openbare verdrukking of heimelijke bedriegerij om rijkdom op te hopen.
24Daarom zal Ik de kwaadste der heidenen doen komen, die hun huizen erfelijk bezitten zullen, en zal den hoogmoed der sterken doen ophouden, en die hen heiligen, zullen ontheiligd worden .
 kwaadste der heidenen doen komen, Dat is, de Chaldeën, die van de machtigste waren onder heidenen en geslagen vijanden der Joden.
,
 erfelijk bezitten zullen, Het Hebreeuwse woord betekent wel meest iets bezitten uit recht van wettelijke erfenis, maar het is ook genomen voor bezitting in eigendom, hoe en op wat wijze dat die zou mogen verkregen zijn; 1Ki 21:15 ; Hab 1:6 .
,
 hoogmoed Dat is, de hovaardij, stoutmoedigheid, pracht en praal.
,
 der sterken Dat is, van de machtigen in het land, machtig in afkomst, staat, rijkdom, of dergelijke.
,
 hen heiligen, Te weten de voorgemelde sterken. Die dezen nu heiligden, waren de priesters, die voor hen offeranden deden, waardoor zij meenden geheiligd te worden.
25De ondergang komt; en zij zullen den vrede zoeken, maar hij zal er niet zijn.
 ondergang komt; Of, uitroeiing, vernieling. Hebreeuws, afsnijding. Vergelijk Isa 38:12 .
26Ellende zal op ellende komen, en er zal gerucht op gerucht wezen; dan zullen zij het gezicht van een profeet zoeken; maar de wet zal vergaan van den priester, en de raad van de oudsten.
 van een profeet zoeken; Om van hem te verstaan de uitkomst hunner ellende. Maar het zoeken zal wezen zonder vinden, omdat zij de profeten ter rechter tijd niet gehoord hadden.
,
 wet zal vergaan van den priester, Dat is, de gewone kerkelijke personen zullen de ware en onvervalste leer, die alleen recht onderwijzen en troosten kan in allen nood, verliezen en de burgerlijke regenten zullen radeloos worden; en dat alles tot vermeerdering van de straf, die de Joden verdiend hadden. Vergelijk Isa 29:14 .
,
 oudsten Dat is van de raadsheren, regeerders van het land.
27De koning zal rouw bedrijven, en de vorsten zullen met verwoesting bekleed zijn, en de handen van het volk des lands zullen beroerd zijn; Ik zal hun doen naar hun weg, en met hun rechten zal Ik ze richten; en zij zullen weten, dat Ik de Heere ben.
 met verwoesting bekleed zijn, Dat is gans zeer vervuld zijn met ontzetting, verbaasdheid en wanhoop. Zie gelijke manier van spreken Job 8:22 , en in de aantekening. Hebreeuws, de vorst zal bekleed zijn, enz.
,
 het volk des lands Dat is, van het gemene volk. Alzo Jer 44:21 ; Hag 2:5 .
,
 beroerd zijn; Dat is, door beroering en ontzetting des harten gans onbekwaam zijn om iets tot afkering des vijands uit te richten. Vergelijk 2Sa 4:1 , en de aantekening.
,
 naar hun weg, Dat is, naar de verdiensten hunner werken.
,
 met hun rechten zal Ik ze richten; Dat is, met de straffen, die zij verdiend hebben. Recht voor straf. Zie 2Ch 20:12 , of naar de wijze, alzo zij verdienen. Recht voor wijze. Zie Gen 40:13 .
Copyright information for DutSVVA